NIJMEGEN - De voorzieningenrechter beslist dat het Radboud ziekenhuis uit Nijmegen een internist-oncoloog weer haar werk moet laten doen en een rectificatiebericht moet plaatsen. Zij werkte tot haar op non-actiefstelling bij Radboudumc in Nijmegen. Het eerdere verzoek van het ziekenhuis om de arbeidsovereenkomst te ontbinden is destijds door de kantonrechter en - in hoger beroep - door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden afgewezen. Desondanks werd de internist niet toegelaten tot haar werk. Het Radboudumc stelde als voorwaarde dat eerst het vertrouwen in haar wordt hersteld. Tegen de eerdere uitspraak van het hof heeft Radboudumc cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. Die zaak loopt nog.


Radboudumc stelde de internist in augustus 2019 op non-actief. Daarna verzocht Radboudumc bij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen haar en de internist te ontbinden, omdat ze verwijtbaar zou hebben gehandeld of juist niet zou hebben gehandeld wanneer dat wel nodig was. Ook zei Radboudumc dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en dat de arbeidsovereenkomst anders op die grond moest eindigen. De kantonrechter gaf het ziekenhuis destijds ongelijk. De arbeidsovereenkomst bleef in stand. Radboudumc ging daarna in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar ook daar kreeg het ziekenhuis ongelijk. Radboudumc is het ook met die uitspraak niet eens en is nu naar de Hoge Raad gegaan.

Inzet kort geding
Voor zover er sprake is van disfunctioneren oordeelde het hof dat Radboudumc de internist eerst in de gelegenheid moet stellen haar functioneren te verbeteren. Omdat dat niet gebeurd is, is er geen reden de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Na die rechtszaken gingen het ziekenhuis en de internist met elkaar in gesprek om uitvoering te geven aan de beschikking van het hof, hoewel het ziekenhuis het niet met deze uitspraak eens was. Ze kwamen er dan ook niet gezamenlijk uit. Radboudumc wil de internist nu alleen laten terugkeren als eerst het vertrouwen tussen de Raad van Bestuur, de directe collega's en de leiding van de internist is hersteld. Daarna zou een verbetertraject gestart moeten worden. De internist was het met die voorwaarden niet eens. Daarom stapte zij naar de voorzieningenrechter en vroeg de voorzieningenrechter om Radboudumc te verplichten haar weer toe te laten tot haar werk. Ook eiste de internist dat het ziekenhuis een rectificatie zou plaatsen. De rectificatie is volgens de internist nodig, omdat het ziekenhuis haar reputatie zeer ernstige schade heeft toegebracht. Zo maakte Radboudumc al bij haar op non-actiefstelling bekend dat de internist niet meer bij haar werkte.

Herstel van vertrouwen
De voorzieningenrechter wijst beide vorderingen van de internist toe. Ze bekeek of Radboudumc - kijkend naar de eerdere uitspraak van het hof - wel voorwaarden mocht stellen aan de terugkeer van de internist op het werk. Het ziekenhuis had namelijk een plan van aanpak opgesteld waarin stond dat eerst het vertrouwen tussen de Raad van Bestuur van Radboudumc, de directe collega's en de leiding van de internist hersteld moest worden en dat de internist daarna - met een verbetertraject - pas weer aan het werk mocht. Die voorwaarde mocht het ziekenhuis niet aan de internist stellen. Radboudumc moet zelf ook actief bijdragen aan het herstel van vertrouwen. Daarnaast moet de internist een reële kans krijgen om - terwijl ze aan het werk is - het vertrouwen te herstellen. Dat betekent niet dat zij zomaar weer haar volledige werk zal mogen doen. Ze begint in een multidisciplinair team, waarin ze samen met professionals binnen het vakgebied patiënten bespreekt en gezamenlijk beslissingen neemt. Daarnaast zal een onafhankelijk supervisor vanuit het Radboudumc aangewezen worden die regelmatig alle patiënten met de internist bespreekt. Wanneer dat allemaal binnen een periode van 6 maanden goed is verlopen - en daarmee mogelijk het onderlinge vertrouwen zal zijn toegenomen - kan de internist weer volledig tot haar werkzaamheden worden toegelaten.

Dat - zoals Radboudumc aanvoerde - er inmiddels veel klachten en schadeclaims van patiënten en nabestaanden zijn ingediend en dat de Inspectie voor de Volksgezondheid het functioneren van de internist onderzoekt, doet hieraan niet af. Dit omdat met betrekking tot die klachten en claims niet vaststaat dat de internist daar daadwerkelijk verantwoordelijk voor is.