DEEST - De opgelegde boetes door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het adres van een fruitbedrijf uit Deest waren terecht. Ook de waarschuwing preventieve stillegging was terecht. Dat oordeelt de rechtbank. Tijdens een controle bleek er bij het bedrijf een aantal vreemdelingen aan het werk te zijn. De teler heeft volgens de rechtbank onvoldoende duidelijk gemaakt waarom de boetes niet opgelegd zouden moeten worden. Omdat de rechtbank de verzoeken van het fruitbedrijf ongegrond verklaart, geldt dat ook voor het beroep tegen de waarschuwing preventieve stillegging.


Op 3 september 2019 voerden arbeidsinspecteurs een controle uit bij het fruitbedrijf. Zij constateerden dat bij het fruitbedrijf 4 vreemdelingen peren aan het plukken waren. Daarnaast beschikten de vreemdelingen niet over de vereiste tewerkstellingsvergunning. De minister legde daarom een boete op voor het overtreden van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Omdat het fruitbedrijf niet voldeed aan de vordering om papieren af te geven over het aantal gewerkte uren, betaalde loon en vakantiebijslag van de vreemdelingen, legde de minister ook een op voor het overtreden van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). Daarnaast kreeg het bedrijf op 25 januari 2021 een waarschuwing preventieve stillegging. Het fruitbedrijf was het niet eens met de besluiten van de minsister en stelde beroep in.

Overtreden Wav

Voor het overtreden van de Wav stelt het fruitbedrijf onder meer dat de vreemdelingen zichzelf hebben gemeld om hem te helpen en dat zij als vrijwilligerswerk maar één dag samen met de familie plukwerkzaamheden in de boomgaard hebben verricht. De rechtbank volgt dit niet, omdat uit het boeterapport van de arbeidsinspecteurs blijkt dat de vreemdelingen al langer in de perenpluk werkten en dat zij hiervoor een bedrag per uur zouden krijgen.

Overtreden Wml

Voor het overtreden van de Wml stelt het fruitbedrijf onder meer dat de vreemdelingen vrijwilligerswerk hadden verricht. Volgens de rechtbank heeft het viertal naar redelijk vermoeden arbeid verricht, zodat zij moeten worden aangemerkt als werknemers en het fruitbedrijf als werkgever. Dit blijkt ook uit de boeterapporten. Het fruitbedrijf onderbouwde niet dat geen sprake is van een dienstbetrekking, zodat ze geen tegenbewijs leverde om dit vermoeden te ontkrachten. Daarnaast liet de teler het na om stukken te overleggen om hierover duidelijkheid te verschaffen. Hierdoor was het voor de inspecteurs niet mogelijk om vast te stellen of het bedrijf aan de werknemers het wettelijk minimumloon en de minimumvakantietoeslag heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat er sprake is van het overtreden van de Wml en de boete die daar bij hoort mocht opleggen.

Waarschuwing preventieve stillegging

Tegen de waarschuwing preventieve stillegging zijn geen specifieke beroepsgronden aangevoerd. Omdat de rechtbank de verzoeken van het fruitbedrijf ongegrond verklaart, geldt dat ook voor het beroep tegen de waarschuwing preventieve stillegging.